Stap 2 & 3- De gestabiliseerde voeding Om
de GPS en Psion niet continu van nieuwe batterijen te moeten voorzien, of tijdens een druk
kruispunt tot de ontdekking te komen dat de batterijen op zijn, is het verstandig een
externe voeding toe te passen.
Deze voeding moet van goede kwaliteit zijn, om de aangesloten apparatuur niet te
beschadigen.
Daarom heb ik gekozen voor een gestabiliseerde voeding, van Velleman. Deze sets zijn zeer betrouwbaar en door iedereen met een
soldeerbout in elkaar te zetten. Deze past na wat zaagwerk in een standaard
componentendoosje van 100 x 50 x 25mm. Zo blijft het een mooi compact geheel, waar altijd
wel een plaatsje voor te vinden is.
Voeding gemonteerd op de deksel van het
componentendoosje, samen met de 2 stuks DB9-connectoren |
Andere zijde van de deksel: de linker
connector is voor de Psion, de rechter voor de GPS. De zwart/rode kabel is de aansluiting
op de accu. Nog wel even een zekeringetje voor plaatsen (200mA). |
De uitgangsspanning van de voeding, de rode (+) draad, is
verbonden met de pinnummers 9 van de twee DB9-connectoren. De zwarte draad is verbonden
met zowel pinnummers 5 als met de beide behuizingen van de connectoren.
De voeding is echter enigszins aangepast. Normaal gesproken zit er een
potmeter in, waarmee je de uitgangsspanning kan regelen. Gezien de mogelijke trillingen in
de auto/ motorfiets heb ik deze potmeter vervangen door een vaste weerstand (midden op de
printplaat te zien, bij "2"). Daarmee wordt een spanningsverloop (en dus
mogelijke schade) voorkomen.
Volgens het schema:
is R2 de potmeter. Aangezien R1 een weerstand heeft van 120 Ohm, en de uitgangsspanning
6 Volt moet zijn, staat er over R2 4,8 Volt (zie de site van Velleman). Met het simpele rekensommetje kom je uit op een vervangende
weerstand voor R2 = 480 Ohm. In de praktijk kan deze waarde iets afwijken.
Belangrijk
- De uitgangsspanning moet zich tussen 5,95 en 6,10 Volt bevinden.
- Controleer éérst de uitgangsspanning, voordat de unit aangesloten wordt.
- Gebruik voor de controlemeting een goede spanningsmeter, om de aangesloten apparatuur
niet te beschadigen.
- Gebruik als ingangsspanning (AC) voor testdoeleinden eerst een hoge(re) gelijkspanning,
bijvoorbeeld twee in serie geschakelde 9-volts batterijen. Dus met een ingangsspanning van
18-40 Volt DC moet de uitgangsspanning gecontroleerd worden. Pool de AC-in aansluiting om,
en meet wederom de uitgangsspanning. Blijft de uitgangsspanning in beide gevallen netjes
op 6 Volt staan, dan pas kan de overige apparatuur aangesloten worden.
|